Wat ongelooflijk mooi en goed en beklemmend, deze persoonlijke brief! Dank daarvoor! Hoe kan ik hem op social media zetten/delen, Een warme groet uit nat Holland, Roos 🌹
Hallo
hieronder de tekst, dan kan je hem gebruiken
en dank voor je berichtje!
judith
20 mei 2016, Lente
Liefste Brussel,
Ik zit bij vrienden in Istanbul in een rood houten huis met uitzicht over de Bosporus. Er valt een zijdezacht lentelicht over de groene heuvels. Vanuit deze betoverende en waanzinnig chaotische stad met 14 of 18 miljoen inwoners (niemand weet precies hoeveel) schrijf ik je een brief. Jij hebt slechts 1 miljoen inwoners, je bent niet betoverend maar wel chaotisch. Je hebt geen Bosporus, geen Aya Sofia, geen water behalve dan een klein recht kanaal, maar net als Istanbul weet je wat complexe stedelijkheid is en je weet nu sinds kort ook hoe terreur aanvoelt.
Tot een jaar geleden had deze brief een liefdesbrief kunnen zijn. Ik hield van je chaos, je kleinheid, je vuiligheid nam ik er voor lief bij, ik zwom tevreden rond in je multiculturele wateren. Ik bejubelde je lichte vorm van anarchie en je vrijheid.
Maar ik weet de laatste tijd niet meer of ik nog wel van je houd. De vanzelfsprekende tederheid en warmte die ik voelde wanneer ik aan je dacht, is weg. Ik weet de laatste maanden niet meer of ik je moet omarmen en als ik dat al zou willen zou ik niet meer weten hoe. Je spartelt en wriemelt, af en toe barst je uit. Je kolkt.
Als ik straks terugkom, en ik je terugzie, zal ik dan irritatie voelen? Zal ik je zien en me afvragen waarom ik terugkwam? Ik zal uitstappen aan het zuidstation, en naar de tramhalte wandelen. Van daar zal ik de overbevolkte tram naar huis nemen, … zal ik me dan verloren voelen?
Ik bewoon de krochten van je ziel, in de wijk waarvan de naam nu mensen doet opschrikken: Molenbeek. Elke ochtend aan de ontbijttafel in Molenbeek, blader ik door de krant. Elke dag zijn er hoofdingen over Molenbeek. Molenbeek is overal. Zelfs hier, in Istanbul, kennen ze Molenbeek.
Eerst waren er de aanslagen in Parijs. Alle sporen leidden naar hier. Niet alleen naar de wijk, maar bovendien ook nog eens naar onze straat. Er kantelde iets, zoveel was duidelijk. Molenbeek stond op de kaart. Journalisten zwermden door de straten. Onze straat werd afgezet, niet netjes afgezet met dranghekken, maar met zwaar geschut, met zwaarbewapende mannen, die voor onze voordeur op de stoep hun voertuig parkeerden (we hebben erg brede stoep). De foto van onze voordeur ging de wereld rond. Ik kreeg bezorgde telefoons van mijn vrienden uit Duitsland, Nederland en Spanje die op de foto ons huis herkenden, met dreigende militairen ervoor. Mijn dochter dacht dat we gebombardeerd zou worden. Ik moest haar op de bus van de muziekschool naar huis uitleggen dat het hier niet ging om luchtaanvallen zoals in Syrië. Dat ze een man met een bommengordel zochten, en dat die zich zeker en vast niet schuil hield op onze zolder. Eerder aan de overkant van de straat. Terwijl ik dat tegen haar zei, dacht ik: hoe dichtbij kan het komen? Hoe reëel is de angst?
Maar we waren er nog niet. Nog in de verste verte niet. Op vrijdag 18 maart werd bij ons om de hoek de terrorist Salah Abdeslam eindelijk opgepakt. Mijn man kwam per ongeluk met zijn achtjarig dochter tussen de colonne tanks, ontmijningswagens, bewapende mannen en politie terecht terwijl ik nietsvermoedend aan de keukentafel nog maar eens de krant aan het doorbladeren was. Die avond zijn we iets gaan eten in het centrum. Het was de eerste keer dat ik me omwille van een bedreigend gevoel, uit de wijk terugtrok. Het was een fijne avond, in de brouwerij waar we ons aperitief met de kinderen dronken, hoorden we dat Abdeslam was aangehouden. Daarna gingen we Thais eten. Het schot waarmee hij in zijn been geraakt werd, hadden we nog net gehoord toen we onze straat richting centrum uitwandelden.
De dinsdag erna ontplofte de hel in de luchthaven en de metro.
Nu zijn we aan het bekomen. De stad treurt en wat me opvalt, is hoe collectief verdriet je uitput. Ik voel me vaak erg moe.
De vraag is: wat nu, mijn teerbeminde Brussel. De aanslagen, zowel in Parijs en in Brussel hebben je opengereten, brengen je waarheid rauw aan de oppervlakte. Alles wat goed of slecht liep voor de aanslagen, wordt in een nieuw licht bekeken, wordt uitvergroot en wordt scherp gesteld. Er is plots een hoogdringendheid om jouw problemen recht in de ogen te kijken.
Er wordt wel eens van mij gezegd dat ik met mijn hoofd in de wolken loop. Dat ik het niet zie. Dat ik langs de werkelijkheid heen leef. Langs openbare storten, langs angst in de straten, langs samenlevingsconflicten, langs de armoede en de problemen. En het is waar: ik ben een meester in ontkenning. Dat heeft zo zijn voordelen als je in een arme, overbevolkte en vuile buurt woont. Maar de laatste maanden word ik gedwongen om jou bij het onverbiddelijke licht van een neonlamp te bekijken. En wat ik zie is niet mooi.
Je kreunt onder wanbeleid. Je kreunde er al langer dan vandaag onder.
Je straten zijn al decennia smerig. De openbare ruimte wordt slechts tergend traag ingericht. Het onderwijs kraakt langs alle kanten. De integratie, die zoals de laatste maanden gebleken is, zo noodzakelijk is, loopt spaak. In Oud-Molenbeek heeft 60% van de jongeren geen werk. Ze willen werk, maar krijgen vaker wel dan niet het deksel op hun neus. Deel uitmaken van de samenleving is een bijna onmogelijke taak, omdat ze geweerd worden. De jeugd van deze stad leeft in parallelle werelden: de ene groep heeft toegang, de andere niet.
Maar waarom som ik het zelfs op: iedereen wéét wat jouw problemen zijn. We weten het al jaren. En al jaren blijven we ze onder de mat vegen, volslagen ongeïnteresseerd in onze eigen hoofdstad. Of ook, zoals ik placht te doen: we wandelen er in een boogje omheen. En zie wat er van komt.
De waanzinnige kluwen van machtsniveau ’s, die tot voor kort slechts vervelend en surrealistisch leek, blijkt ineens ronduit gevaarlijk te zijn. 19 gemeentes, 6 politiezones, en 6 besturingsniveau ’s, als ik goed kan tellen. Het maakt van jou een gedrocht met vele hoofden, die hoofden schieten ongecontroleerd alle kanten uit en die hoofden schuiven de hete aardappel naar elkaar door. Het is een akelig en vooral ook zorgwekkend zicht. De rest van het land vindt jou een storend element dat geld zuigt en voor problemen zorgt.
Tot voor kort bekeek ik het allemaal vanop een afstand, het zielige maar ook wreedaardige onvermogen van zij die jou moeten besturen. Ik vond het vervelend, maar ik werd er niet wanhopig van. Maar nu ben ik ongerust. Ik heb de laatste maanden gezien dat een stad die niet daadkrachtig en met liefde bestuurd wordt, niet alleen vervelend is, maar ook gevaarlijk. Zolang je in het land van de hobbits woont en alles relatief peis en vree is, kan je doen alsof er niets aan de hand is. Daar is denk ik nu geen tijd meer voor.
Vanuit het rode huis in de Bosporus schrijf ik je een brief. Ik zal de brief straks netjes in mijn tas steken, mee het vliegtuig op tot in Molenbeek. Daar, thuis, kan je hem openmaken en lezen.
Schrijf me snel terug, ik wacht op je antwoord. Het is dringend.
2 reacties
Comments feed for this article
juni 20, 2016 bij 5:46 pm
Roos Panis
Wat ongelooflijk mooi en goed en beklemmend, deze persoonlijke brief! Dank daarvoor! Hoe kan ik hem op social media zetten/delen, Een warme groet uit nat Holland, Roos 🌹
Verstuurd vanaf mijn iPad
juli 15, 2016 bij 3:11 pm
judithvanistendael
Hallo
hieronder de tekst, dan kan je hem gebruiken
en dank voor je berichtje!
judith
20 mei 2016, Lente
Liefste Brussel,
Ik zit bij vrienden in Istanbul in een rood houten huis met uitzicht over de Bosporus. Er valt een zijdezacht lentelicht over de groene heuvels. Vanuit deze betoverende en waanzinnig chaotische stad met 14 of 18 miljoen inwoners (niemand weet precies hoeveel) schrijf ik je een brief. Jij hebt slechts 1 miljoen inwoners, je bent niet betoverend maar wel chaotisch. Je hebt geen Bosporus, geen Aya Sofia, geen water behalve dan een klein recht kanaal, maar net als Istanbul weet je wat complexe stedelijkheid is en je weet nu sinds kort ook hoe terreur aanvoelt.
Tot een jaar geleden had deze brief een liefdesbrief kunnen zijn. Ik hield van je chaos, je kleinheid, je vuiligheid nam ik er voor lief bij, ik zwom tevreden rond in je multiculturele wateren. Ik bejubelde je lichte vorm van anarchie en je vrijheid.
Maar ik weet de laatste tijd niet meer of ik nog wel van je houd. De vanzelfsprekende tederheid en warmte die ik voelde wanneer ik aan je dacht, is weg. Ik weet de laatste maanden niet meer of ik je moet omarmen en als ik dat al zou willen zou ik niet meer weten hoe. Je spartelt en wriemelt, af en toe barst je uit. Je kolkt.
Als ik straks terugkom, en ik je terugzie, zal ik dan irritatie voelen? Zal ik je zien en me afvragen waarom ik terugkwam? Ik zal uitstappen aan het zuidstation, en naar de tramhalte wandelen. Van daar zal ik de overbevolkte tram naar huis nemen, … zal ik me dan verloren voelen?
Ik bewoon de krochten van je ziel, in de wijk waarvan de naam nu mensen doet opschrikken: Molenbeek. Elke ochtend aan de ontbijttafel in Molenbeek, blader ik door de krant. Elke dag zijn er hoofdingen over Molenbeek. Molenbeek is overal. Zelfs hier, in Istanbul, kennen ze Molenbeek.
Eerst waren er de aanslagen in Parijs. Alle sporen leidden naar hier. Niet alleen naar de wijk, maar bovendien ook nog eens naar onze straat. Er kantelde iets, zoveel was duidelijk. Molenbeek stond op de kaart. Journalisten zwermden door de straten. Onze straat werd afgezet, niet netjes afgezet met dranghekken, maar met zwaar geschut, met zwaarbewapende mannen, die voor onze voordeur op de stoep hun voertuig parkeerden (we hebben erg brede stoep). De foto van onze voordeur ging de wereld rond. Ik kreeg bezorgde telefoons van mijn vrienden uit Duitsland, Nederland en Spanje die op de foto ons huis herkenden, met dreigende militairen ervoor. Mijn dochter dacht dat we gebombardeerd zou worden. Ik moest haar op de bus van de muziekschool naar huis uitleggen dat het hier niet ging om luchtaanvallen zoals in Syrië. Dat ze een man met een bommengordel zochten, en dat die zich zeker en vast niet schuil hield op onze zolder. Eerder aan de overkant van de straat. Terwijl ik dat tegen haar zei, dacht ik: hoe dichtbij kan het komen? Hoe reëel is de angst?
Maar we waren er nog niet. Nog in de verste verte niet. Op vrijdag 18 maart werd bij ons om de hoek de terrorist Salah Abdeslam eindelijk opgepakt. Mijn man kwam per ongeluk met zijn achtjarig dochter tussen de colonne tanks, ontmijningswagens, bewapende mannen en politie terecht terwijl ik nietsvermoedend aan de keukentafel nog maar eens de krant aan het doorbladeren was. Die avond zijn we iets gaan eten in het centrum. Het was de eerste keer dat ik me omwille van een bedreigend gevoel, uit de wijk terugtrok. Het was een fijne avond, in de brouwerij waar we ons aperitief met de kinderen dronken, hoorden we dat Abdeslam was aangehouden. Daarna gingen we Thais eten. Het schot waarmee hij in zijn been geraakt werd, hadden we nog net gehoord toen we onze straat richting centrum uitwandelden.
De dinsdag erna ontplofte de hel in de luchthaven en de metro.
Nu zijn we aan het bekomen. De stad treurt en wat me opvalt, is hoe collectief verdriet je uitput. Ik voel me vaak erg moe.
De vraag is: wat nu, mijn teerbeminde Brussel. De aanslagen, zowel in Parijs en in Brussel hebben je opengereten, brengen je waarheid rauw aan de oppervlakte. Alles wat goed of slecht liep voor de aanslagen, wordt in een nieuw licht bekeken, wordt uitvergroot en wordt scherp gesteld. Er is plots een hoogdringendheid om jouw problemen recht in de ogen te kijken.
Er wordt wel eens van mij gezegd dat ik met mijn hoofd in de wolken loop. Dat ik het niet zie. Dat ik langs de werkelijkheid heen leef. Langs openbare storten, langs angst in de straten, langs samenlevingsconflicten, langs de armoede en de problemen. En het is waar: ik ben een meester in ontkenning. Dat heeft zo zijn voordelen als je in een arme, overbevolkte en vuile buurt woont. Maar de laatste maanden word ik gedwongen om jou bij het onverbiddelijke licht van een neonlamp te bekijken. En wat ik zie is niet mooi.
Je kreunt onder wanbeleid. Je kreunde er al langer dan vandaag onder.
Je straten zijn al decennia smerig. De openbare ruimte wordt slechts tergend traag ingericht. Het onderwijs kraakt langs alle kanten. De integratie, die zoals de laatste maanden gebleken is, zo noodzakelijk is, loopt spaak. In Oud-Molenbeek heeft 60% van de jongeren geen werk. Ze willen werk, maar krijgen vaker wel dan niet het deksel op hun neus. Deel uitmaken van de samenleving is een bijna onmogelijke taak, omdat ze geweerd worden. De jeugd van deze stad leeft in parallelle werelden: de ene groep heeft toegang, de andere niet.
Maar waarom som ik het zelfs op: iedereen wéét wat jouw problemen zijn. We weten het al jaren. En al jaren blijven we ze onder de mat vegen, volslagen ongeïnteresseerd in onze eigen hoofdstad. Of ook, zoals ik placht te doen: we wandelen er in een boogje omheen. En zie wat er van komt.
De waanzinnige kluwen van machtsniveau ’s, die tot voor kort slechts vervelend en surrealistisch leek, blijkt ineens ronduit gevaarlijk te zijn. 19 gemeentes, 6 politiezones, en 6 besturingsniveau ’s, als ik goed kan tellen. Het maakt van jou een gedrocht met vele hoofden, die hoofden schieten ongecontroleerd alle kanten uit en die hoofden schuiven de hete aardappel naar elkaar door. Het is een akelig en vooral ook zorgwekkend zicht. De rest van het land vindt jou een storend element dat geld zuigt en voor problemen zorgt.
Tot voor kort bekeek ik het allemaal vanop een afstand, het zielige maar ook wreedaardige onvermogen van zij die jou moeten besturen. Ik vond het vervelend, maar ik werd er niet wanhopig van. Maar nu ben ik ongerust. Ik heb de laatste maanden gezien dat een stad die niet daadkrachtig en met liefde bestuurd wordt, niet alleen vervelend is, maar ook gevaarlijk. Zolang je in het land van de hobbits woont en alles relatief peis en vree is, kan je doen alsof er niets aan de hand is. Daar is denk ik nu geen tijd meer voor.
Vanuit het rode huis in de Bosporus schrijf ik je een brief. Ik zal de brief straks netjes in mijn tas steken, mee het vliegtuig op tot in Molenbeek. Daar, thuis, kan je hem openmaken en lezen.
Schrijf me snel terug, ik wacht op je antwoord. Het is dringend.